
Het was mooi om de bijbelteksten op de Pinksternorgen eens in de ‘moedertaal’ van de lezers te horen. (Ruth 1 en Handelingen 2, 1-13)
Toen we na de opnames vooraf er nog even over door praatten vertelden de lezers dat het dan wel je eigen taal ‘van huis uit’ is, maar dat het ook vreemd kan voelen om de Bijbel zo te lezen.
Dat is immers wat anders dan de dagelijkse dingen die je thuis besprak of bespreekt!
Ik vond het zelf ook niet gemakkelijk om het te verstaan: we zijn gemeentegenoten en landgenoten, maar wat een verschillen in ons kleine landje als het op elkaar verstaan aan komt, als de taal van het hart gesproken wordt!
Maar eén zin uit het verhaal van Ruth verstond ik meteen en kwam goed binnen:
Mao Ruth zei: “Noe moe je d’r maor us over op’ouwn, want ik laot joe in heên heval in de steek…”
In de taal van onze koningin Maxima, is het zoiets als: Naomi, denk niet vooral in belemmeringen, maar in mogelijkheden!
Ruth, de Moabitische, leert Naomi dankzij de Geest de taal van de God van Israël te verstaan, daardoor kreeg dat handen en voeten.
Het is de taal van gerechtigheid en hoop. Weduwen en wezen zullen de zorg van het volk ontvangen, omdat ze mogen leven onder de paraplu van de leefregels die door de gave van de wet geschonken zijn.
De Geest is dus niet alleen iets van emotionele vervoering of ‘uit je dak gaan’, maar is ook de aanzet van hoe Woord en Daad verenigd worden tot Gods belofte voor de aarde en die haar bewonen.
De Geest is de beweging die God tot een levende werkelijkheid maakt, in onze wereld, in ons leven.
Het is de taal van de hoop die we mogen verstaan, hoe verschillend van achtergrond we ook zijn!
Maar we moeten daar wel aan herinnerd worden: daarom vieren we ieder jaar na Kerstmis en Pasen, dat Feest van de Geest waarop de gelovigen toegerust werden om zelf de geloofsweg, de pelgrimsweg van het geloven te gaan.
Ja.. dit is het verhaal dat niets te maken heeft met veeltaligheid dat de leerlingen spreken, maar het verhaal van mensen die iets nieuws horen en dan zien, die warm lopen; door elkaar geschut worden en volharden.
Iedereen hoort zijn of haar eigen taal: dat is de stem van hun hart en hun geweten, en zij beginnen opnieuw. We vieren met Pinksteren dat we door de Geest weten dat God onder ons is, en nog steeds tot ons spreekt en ons voorgaat tot op vandaag en morgen.
Een beweging die je meeneemt; je wordt uit jezelf gehaald,
en meegenomen in Gods beweging.
Dat is niet zomaar gemakkelijk, er is ook weerstand in ons,
om ons heen, maar Pinksteren vertelt dat we het kunnen.
We worden nog steeds in de wereld gestuurd, daar is geen praten tegen, om Gods liefde en bedoeling met de schepping mee gestalte te geven.
De verhalen uit de Schrift ondervragen ons: of wij bij die 12 willen horen of bij die 3000 later op de dag.
Het waren gewone mensen, die het hoorden en zagen en deden.
Mensen die net zo ontmoedigd zijn als wij, mensen met stomheid geslagen, klein en zonder naam – op hen kwam die geest en zij glansden als nieuw.
Misschien lijken wij vaak wel als Naomi, we denken door de situaties van het leven en de geaardheid van onszelf als vanzelf in de beperkingen.
Dit jaar met alle regels en de beperkingen rond corona zeker.
Of ook door de dubbele tong van de politiek van de afgelopen tijd als het om de waarheid gaat.
Of door de worsteling in Israel en de Palestijnse gebieden om elkaar anders te verstaan, dan door wapens en geweld.
Of de voorspellingen dat wij op aarde als we zo doorgaan de schepping verraden.
Met Pinksteren vieren we dat we de Geest van God in Jezus ontvangen mogen en opstaan. En ondanks de beperkingen toch uit mogen gaan van de mogelijkheden.
Ruth, die vreemdelinge, werd door die geest geraakt.
Ze spreekt vanuit zichzelf, maar tegelijk, geloof ik, vanuit de God van Jezus, God van mensen toen ze zei: “Noe moe je d’r maor us over op’ouwn, want ik laot joe in heên heval in de steek…‘