Jezus is in zijn meest angstige uur, daar in die tuin,
en de beste vrienden van Jezus…
zij zijn niet in staat om wakker te blijven.
Juist nu het erop aan gaat komen geven ze niet thuis.
De eenzaamheid die Jezus’ weg al betekende,
wordt zo nog eens benadrukt.
Alle goede bedoelingen ten spijt,
gaan de leerlingen, de vrienden, in hun moeheid op.
Jezus waakt waar wij slapen.
En wij voelen hun latere schaamte, en die van de gemeente waar Marcus voor schreef, die dit herkende, ook tot in onze botten.
In de nacht komt bij de onwetenden hier de slaap.
In de nacht komen bij die Ander de angsten.
Als het schemer de wereld verduistert, contouren vervagen,
als het licht is uitgegaan, in de stilte van een slapeloze nacht, kan een mens zich diep eenzaam voelen, alleen met je zorgen, met je verdriet en met je angsten.
We zijn met Jezus in de hof van Getsemane.
Het is avond. De avond waarop hij met zijn vrienden de maaltijd heeft gevierd.
Bij de tafel heeft hij al gezegd: in deze nacht zullen jullie mij allemaal afvallen, in de steek laten.
Waarop Petrus meteen reageert: de anderen misschien, maar ik nooit. Ik zal u nooit van mijn levensdagen verloochenen.
Ach, die Petrus.
Petrus en twee anderen – ze staan in het evangelie symbool voor de kerk – die drie zijn er telkens bij, maar echt begrijpen doen ze het niet. Hier vallen ze zelfs in slaap.
Jezus vraagt zijn Vader de beker die hij moet drinken te besparen.
En daarbij doet Hij een beroep op de kracht van God die ‘het onmogelijke mogelijk maakt’. Maar zo eindigt zijn gebed niet.
Gaat het Jezus eerst om een God die alles wel wegneemt wat wij vragen, God die onze gaten van onvermogen vult.
In het tweede deel wordt het een voorbeeld van een christelijk gebed. Het onmogelijke dat God mogelijk moet maken is dat Hij deze mens de kracht geeft om zich er doorheen te worstelen.
Jezus zei eerder: voor wie vertrouwen heeft is alles mogelijk.
Was Jezus in het evangelie eerst een brok zekerheid geweest,
nu komt een andere kant erbij, dat wij mensen maar al te goed uit ervaring kennen: de aanvechting en de duisternis waarbinnen wij ook de geloofsweg moeten gaan.
Het lichtpunt is dat dit gebed verhoord wordt, en Jezus zich er inderdaad doorheen worstelt.
Al voordat dit blijkt uit de rustige vastberadenheid waarmee Hij zijn verrader tegemoet gaat, wordt dit onderstreept door het contrast met de slapende leerlingen.
Hij was sterk genoeg om dit vol te houden!
Marcus voegt er zelfs aan toe: de leerlingen wisten niet wat ze Hem moesten antwoorden toen hij naar hun waken vroeg.
Een opmerking die ons een spiegel voorhoudt en uitdaagt ons bij de zwaarte van de lijdende Heer ons niet langer als slaapkop te gedragen, maar de ogen wijd open te houden op Jezus,
die niet slaapt en die bidt, en ons oproept om te doen als Hij.
Dat de liefde voor de Heer en voor wie Hij leefde en stierf,
ons wakker houdt.
Een gedicht van Inge Lievaart.
Het heet: Hij kende de mensen van binnen
Hij kende de mensen van binnen
wist wat er was in ons hart
haat en verraad
doornen en spijkers –
toch, niet te geloven
heeft Hij ons liefgehad
Hij kende de mensen van binnen
achter het masker zo arm
lachend uit angst
bijtend uit pijn
van groter te willen
een godje willen
en maar mens te zijn
Hij kende de mensen van binnen
wist dat de dood er op stond
maar vroeg om opnieuw te beginnen
stem uit een mensenmond
Zo ver ging zijn helend verlangen
Hij kwam en leefde ons voor:
menszijn is anders
is dienen is liefde
liefde verliest niet
ook aan de dood niet
wat zij verloor
bronnen:
Luc Geysels – De weg van de Dienaar (Leuven, 1997)
Inge Lievaart – Verzamelde gedichten (Kampen 2000)