De Levensboom
Inleiding op de lezingen (uit Genesis 2 en 3, Spreuken 13,12 en Lucas 6, 43-44)
Vanmorgen staan we stil bij het beeld van de levensboom en ik heb er drie lezingen bij gekozen:
De eerste komt uit Genesis. God ontgint de aarde en geeft haar
als geschenk aan alle mensen.
Dat verhaal over een klein groepje mensen op zoek naar leefbaar land en goed leven, is bedoeld als een leerboek voor allemaal. Ook voor andere mensen buiten die groep.
Alle mensen wordt toegedacht om op zoek te gaan om de aarde met elkaar te delen.
Ze krijgen daar les in, door de planting van twee bomen: de levensboom als teken dat God de kracht geeft aan allen om te leven, en de kennisboom als teken dat God aan allemaal de geest geeft om kennis op te doen.
De betekenis van deze twee bomen daar is geen twijfel over.
Maar ze worden van het begin af aan, aan het zicht onttrokken door het feit dat de mensen hun ‘eigen ding’ doen.
Ieder neemt het leven in eigen hand en gebruikt de kennis in eigen belang. Dat leidt tot grote, soms verschrikkelijke ongelukken.
Maar hoe bijzonder is het dan, dat een kleine groep mensen zich daaruit los maakt, zich bezint en op zoek gaat naar nieuw land? Zullen ze daar ooit een stad van vrede krijgen?
Zal daar ooit een kind geboren worden dat de grootsheid heeft van de ware koning, de zorgzame priester en profetische leider? Een leraar die het leven liefheeft?
U ziet hier de afbeelding van een zogenaamde hongerdoek uit Haiti. Hij heet ‘aan de vruchten ken je de boom’.
(Zo’n ‘hongerdoek’ ,als deze, gaat terug op een oud, middeleeuws gebruik.
Hij werd opgehangen om in de vastentijd het altaar, waar de viering van de maaltijd van de Heer, plaatsvond aan het oog te onttrekken.
Dit vanuit de opvatting van de Middeleeuwse christen dat hij als zondige mens onwaardig was om dichtbij te komen.
En omdat zo’n doek tijdens de 40 dagen voor Pasen werd opgehangen kreeg het de naam ‘hongerdoek’.)
Aan de onderkant (rechts) zie je een tafereel uit de wereld van vandaag, waar mensen vluchten uit barre omstandigheden aan het verwoestende water proberen te ontsnappen.
In het midden – onder- zie je de ontrechting van wie zoeken naar gerechtigheid. Militairen en tanks, machten die onderdrukken in plaats van bevrijden… onwillekeurig ben je even in Moskou, Minsk of Myanmar, waar duizenden zomaar opgepakt worden.
En links onderin het bootje van de wereld, blank en zwart samen, dat vergaat als de aarde uitgebuit wordt, en dierenleven niet gerespecteerd.
In de middelste laag is het Jezus die de weg wijst: hij staat links voor de aarde zoals die bedoeld is.
Rechts zie je de tempelreiniging van wie heulen met geld en macht (daar willen bootvluchtelingen wel naartoe!)
In de bovenlaag zien we de weg van God en de Bijbel: links boven de weg van geloven langs de tien geboden, tien richtingwijzers voor een goede aarde, beloofd land.
Midden boven van de vruchten genieten, de aarde bewerken.
Rechts boven de tafel van samen van zwart en blank, van delen en genoeg voor iedereen in de wereldfamilie.
In het midden van de plaat valt je blik meteen op de gekruisigde Jezus: hij staat centraal.Hij ziet naar beneden wat hem aan het kruis heeft gebracht.
Zijn boodschap van liefde werd niet verdragen door de machten die zich aangetast wisten.
De slang is listig om de boom gekruld tussen de vruchten,
maar door Jezus heen naar boven toe, door zijn weg heen, is er toekomst.
Dan blijft het visioen van gerechtigheid en vrede bewaard.
Vervuld verlangen is een levensboom.(Spreuken 13)
Onze weg naar Pasen heeft dus te maken met ‘afzien’… met: ‘hongeren naar’.
Honger naar vrede en gerechtigheid, maar vandaag zeker ook: honger naar weer allemaal tegelijk aan tafel, thuis.
Bij ons Koningsmaal in de Koningshof, en hier in de kerk de Maaltijd van de Heer vieren. Wat hopen we daar op…!
Maar wij zien op het moment door de bomen het bos niet.
We gaan op in de veelheid van de dingen in onze samenleving, iedere dag weer wat anders.
Maar soms zien wij door een boom een Koninkrijk.
We lazen uit Genesis. De door God geboetseerde mens staat in het middelpunt van een cirkel. Daaromheen de wereld, als een tuin, de hof van Eden. De traditie noemt het: ‘paradijs’, met in het hart de levensboom.
Dit kom je niet alleen in de Bijbel tegen. De levensboom is het beeld van de droom van mensen die moeten sterven uit alle culturen.
Kon men aan die boom komen en van zijn vruchten eten, de dood was er niet meer!
Alleen, in de mythen van de volken staat deze boom in de tuin van de goden.
Voor stervelingen onbereikbaar, verboden toegang.
De profeten en leraren van Israël hebben het gewaagd om, waar zij het nodig vonden, de mythen van de volken om hen heen te gebruiken om hun eigen, ongehoorde Boodschap des te duidelijker te brengen.
In hun verhaal wordt de tuin van de goden een tuin van de mensen. De levensboom wordt bereikbaar!
Wat betekent dit? In elk geval dat de droom van het leven geen bedrog is.
Als je verlangt naar leven, echt leven, hoef je niet bang te zijn
dat de werkelijkheid je uitlacht.
Als wij mensen, in een vaak bittere werkelijkheid, van ‘leven’ dromen en naar ‘leven’ verlangen, dan spoort dat met de diepste wetten van ons bestaan.
Vreemd: de grenzen van het leven worden in deze tijd steeds verder verlegd. Er kuiert op het moment een Amerikaans auto’tje over Mars, 50 miljoen kilometer van ons vandaan!, die de mens laat weten of er daar leven mogelijk is geweest, en nog. Hij poot vast het eerste stoplicht daar want de Chinezen, Indiërs en Russen trappelen van ongeduld om ook hun bewijzen komen te verzamelen! Maar wat heeft dat met echt leven te maken?
Leven is immers meer dan onze grenzeloosheid… Maar wat dan wel?
Er moet iets gebeurd zijn, dat wij het niet zo goed meer weten.
Het verhaal laat zien, dat wij heel diep in ons ook beseffen:
wij zijn niet meer in het paradijs.
Wij kunnen ook niet eenvoudig terug. Er staat in het Verhaal dat engelen met een vlammend zwaard de weg naar de levensboom ‘bewaken’.
En zo lopen de mensen door de Bijbel; zo lopen de mensen door de wereld. Ontheemd.
Op zoek naar het leven; en daar hebben zij heel veel voor over, voor wat zij denken dat leven is.
In de Bijbel moeten we tot de allerlaatste bladzijde wachten…
voor wij de levensboom, die altijd bloeit, pas weer zien, en waar de vruchten van geplukt mogen worden.
Er is dan veel gebeurd. En.. veel geleerd.
Wat leven is, moet geleerd worden. De leraren van Israel wisten dat wij dit niet uit onszelf meer weten.
Zij hebben het gewaagd de mythe van de levensboom om te kneden tot profetie.
Zij- de Joden- hebben naast de levensboom een andere boom geplaats: de boom van de scheiding en onderscheiding, tussen goed en kwaad, de boom die het geweten wakker maakt.
Het is de reddingsboei van de geschiedenis.
Vanaf dat moment zegt Israël: wat leven is, moet geleerd worden. Wij moeten geen droom najagen, maar een weg van geboden gaan.
De Heer kent de weg van zulke mensen, zegt Psalm 1.
Zij zijn als bomen aan stromend water, die vruchten geeft als de tijd daar is.
Wij lazen dat de cherubs, de troonwachters van God, de weg tot die levensboom ‘bewaken’. Dan is de weg versperd, zoals een waakhond het boerenerf bewaakt.
Maar in plaats van ‘bewaken’ laat het Hebreeuwse woord ook een andere vertaling toe: bewaren.
Dan staan de engelen daar, om de weg naar de levensboom te bewaren. Als de weg tot het leven bewaard wordt, is ons vragen en ons zoeken niet vergeefs!
In de vroegchristelijke traditie is het kruis van Golgotha opgericht op de plaats waar in het paradijs de levensboom stond. Daar wordt dus het leven, het klinkt raar: bewaard.
Wie ons helpt om ons geduld te bewaren, om ons verlangen te voeden en in te tomen? Het is de man die aan de boom genageld wordt. Ik verbaas me weer dat een kunstenaar die uit het armste land van Latijns Amerika voortkomt ons zo de spiegel van de hoop voorhoudt.
Als wij vragen: God waar bent u, God waar handelt u?
Laat U ons dan toch op cruciale momenten in de steek?
Met de kunstenaar van het hongerdoek, en geholpen door zijn verbeelding, wil ik niet geloven dat het zo is.
Ik kan dat ook niet geloven. Met een oud woord uit de belijdenis zeg je dan: Jezus is nedergedaald ter helle.
Dat is: zich in het verdriet van de wereld begeven, in de hel van het vluchtelingenkamp, in de haat die christenen in het Midden Oosten wordt aangedaan, in de gevangenissen van Myanmar en Moskou, en de opvoedingskampen in China, overal waar mensen onschuldig creperen wereldwijd.
Maar ook in die momenten waar wijzelf in het geding zijn, als brokkenpiloot, krabbelaar of slachtoffer.
De haat van de wereld heeft Jezus terug geduwd.
Onverdraaglijk soms voor ons, en in ieder geval onbegrijpelijk.
Maar nooit laat Hij zich uit onze wereld verdrijven.
Al is hij terug gedrongen tot op het kruis, waar het kwaad en de gewetenloze machten Hem vast nagelden.
Mijn God, mijn God, U bent erbij zoals niemand er hier ooit zo bij zou kunnen zijn.
Dat troost in onze onmogelijke positie, dat helpt om het vol te houden en te geloven.
Het is het geloof dat ons toch dicht bij God en elkaar houdt,
de hoop die ons voorbij de omstandigheden doet zien,
en de liefde die ons midden in een ruige wereld plaatst,
precies daar waar Jezus ook was.