Jong en mooi en besmet
(een gedicht over covid 19 van Jolies Heij, beeld Ernst Barlach)

Jong en mooi en besmet
Wij zijn het stille leger. In ons andere leven voerden wij
het hoogste woord. Onze toekomst was meer dan een stip
aan de horizon, het was een wildwaterbaan zonder hindernissen.
We deden ons te goed aan chocoladebergen en wisten de regenboog
vast te pinnen om de pot op te halen. Nu ontbeer ik de kracht
om zelfs maar m’n arm te strekken. Er hield iets in mij huis
dat deuren intrapte, de fundamenten met een bijl vergruisde
de longen in brand stak en het vuur zoog alle adem weg.
De papieren voor het gouden verschiet tot as, het paspoort
tot het voorland verscheurd, mijn beste jaren als sieraden
verbeurd. In één nacht oud geworden. Uitgewoond.
Het lichaam staat op de waakvlam, de geest op stand by
koersend in een dichte mist. Ik ben niet in levensgevaar, ik ben
toch jong en fit? Maar de moeheid verplettert me, pijn is mijn
vijfde ledemaat. Was ik maar tachtig, dan had ik geleefd
had het virus me zacht over de rand geduwd. En mij verlaten.