Op de schouders staan…

Op de schouders van….
In deze laatste maanden van mijn predikantschap hier in Doorn, en het ‘pensioen in zicht’, komen ‘sporen’ boven van mensen die me geïnspireerd hebben.
Gestimuleerd hebben om dit ‘vak’, deze professie, dit ambacht en ambt te kiezen. En vol te kunnen houden, ook tegen de stroom van de tijd in. Immers de krimp van de kerk was al gaande toen ik in 1986 deze ‘jas’ kreeg omgehangen. Zij die je inspireren helpen dan dat ‘krimp’ geen ‘kramp’ hoeft te zijn of worden!

De eersten waren natuurlijk vader en moeder. We hadden een (gereformeerd) ‘kerks’ gezin in het dorp Dieren (Gld.) . Dat was niet altijd prettig: zondags twee maal naar de kerk was eerder gewoonte dan uitzondering. En de lampen van die kerk kon ik op den duur wel uittekenen!
Vader was in die tijd veel afwezig: eigen dagelijks werk in het dovenonderwijs, in vrije tijd actief voor de Oudheidkundige verenigingen in de provincie Gelderland, nogal eens ouderling en tweemaal voorzitter van een beroepingscommissie (wel leerzaam dus!). Onze ouders brachten ons het geloof liefdevol, en op z’n tijd relativerend, bij.
Mijn belangstelling groeide door de omslag die onze predikant in die jaren maakte. Van een, in mijn ogen, taai leerboek, vormde hij de catechese om naar een open gesprek dat aan de bar van de jeugdzaal begon.
Thuis werd er begin zeventiger jaren gesproken en gezocht naar ‘een nieuwe levensstijl’. Dat vloeide kerkelijk voort uit het rapport van ‘De club van Rome’ die de bel luidde tegen milieuvervuiling en consumptiemaatschappij. We kregen als gezin mee dat kerkzijn hoorde bij de zondag en de maandag: schepsels zijn we in de schepping en dat geeft vrijheid en verantwoordelijkheid.
Vanuit zijn ervaringen in de kerkenraden, werd mijn broer en mij afgeraden om predikant te worden: niet conflictbestand! We werden eigenwijs.

In de taal werd ik toen op school gevormd door de gedichten, en later liederen, van Willem Barnard. Hij woonde toen in het dorp Ellecom en ging voor in de kerk van Rozendaal. Na de eerste dienst die ik van hem meemaakte stuurde ik hem een brief met enkele puberale opmerkingen. Prompt kwam er een brief terug! Hij schreef dat hij zichzelf als voorganger zag als een ‘transistor’ die het Woord versterkt probeert door te geven. Het ging hem dus om het Woord, niet om een stempel te drukken, maar om open te leggen!

Avondmaal
Geef het brood aan elkaar
en denk niet dat je heilig bent,
je leeft alleen maar.

Warm de beker
tussen de palmen
van je twee handen
en drink uit de diepte.

De wijn roept
om een oor
verder weg dan de morgen,

dichter bij dan mijn tong.
Het brood wordt welsprekend
als het gebroken is.

Ze weten er meer van,
dat brood en die bekervol,
dan mijn vlees en bloed.
Denk niet dat je heilig bent
als je dat doet,
je leeft alleen maar,
maar je leeft niet alleen.

In die studietijd in Amsterdam werden we gezegend met een groot aantal sprekende voorgangers die je in een dienst of gesprekskring kon ontmoeten en je zo mee vormden, zoals ds.Jan Buskes, prof.Verkuil, ds.Nico ter Linden, pater Jan van Kilsdonk, Jan Nieuwenhuis en de liederen van Huub Oosterhuis.
Maar zeker ook de wijkgenoten van onze sterk verouderde wijkgemeente. Mensen die trouw en gelovig zoekend hun taken deden, ondanks alle tegenwind.
Ik studeerde af bij prof.Anton Wessels, missioloog, met een afstudeerwerkstuk over ‘schuld en zonde in de moderne literatuur’. De literatuur werkt als een voelspriet die aangeeft wat er in de samenleving en mensen omgaat. Daar valt veel van te leren, christelijk geïnspireerd of niet. Wessels introduceerde het woord gastvriendschap in contact met gelovigen uit andere religies en de noodzaak om diegenen op het oog te hebben -die in Mattheus 25 genoemd worden (zieken en gevangenen bezoeken, hongerigen voeden en dorstigen laven, kleding verzorgen voor wie het koud heeft, en , later toegevoegd, de doden begraven als roeping voor de volgelingen van Jezus).
Voor de praktijk van het predikantschap was ds.Pieter Holtrop degene die meer in me zag dan ik dat zelf deed. Dat hielp om de grote stap te zetten.
Hij ‘modelleerde’ ook een zondagse liturgie waar allerlei elementen van het dagelijks leven in terug te vinden waren. In symboliek, in taal en poëzie, lied en muziek. Een ‘bricolage-liturgie’ was dat: de traditionele orde van dienst doorspekt met nieuwe woorden, beelden en klanken. Minder omlijnd, dat wel, en ook, denk ik nu: liberaal. Het deed denken aan het motto van Johan Cruijff toen hij als trainer van Ajax aantrad: er gebeurt meer in de Meer (het Ajax-stadion in die tijd). Dat nam ik mee in de eerste jaren van het predikantschap.

Actie heeft altijd een keerzijde: contemplatie, inkeer. Dat bleek later ook hard nodig door de klappen in ons persoonlijk leven van plotseling sterven van geliefden. Maar daarnaast ook de vermoeidheid die actie brengt als ze niet door inkeer van binnenuit gevoed wordt. De Iona-ervaring en -spiritualiteit gaf daar weer vaste grond aan.
Het belijden dat het goede dieper gepland is dan het kwade (uit de morgenliturgie) hielp me op de been.
In de jaren daarna de dagelijkse ontmoeting met de woorden van de Psalmist en vervolgens het gebed voor de mensen dichtbij en ver weg.
Prof.Kees Waaijman hielp me om van de Psalmen in hun structuur en zeggenschap te gaan houden. Ze zijn de ruggengraat van de dagelijkse omgang in de gemeente met u en het werk geworden.
In diezelfde tijd maakte ik kennis met prof.dr.Hein Blommestein. Hij leerde niet te zeer om de ‘vrucht’ van de preek bekommerd te zijn. De beste preek is die preek die meteen vergeten wordt! Met andere woorden, de woorden uit de Schrift en de preek mogen de ander raken en zo wortel schieten van binnen uit. Dan hoef je niet te moeten onthouden.
Bij hem werd ik ook verder geschoold in de ‘geestelijke begeleiding’. Hij schrijft daarover: ‘mijn manier van kijken heeft veel te maken met de vraag die ik mezelf vaker gesteld heb: ‘denk je dat je jezelf gemaakt hebt’? Daar kan volgens mij geen mens met ja op antwoorden, zelfs de grootste egoïst of narcist niet. Maar het antwoord dat daarna ontstond, heeft mijn leven en het kijken naar anderen sterk gekleurd. Dat leven heb je ontvangen, het is je geschonken. Ik dank dat aan mijn Schepper. Dat is niet louter bedacht, maar het is steeds meer een zeker weten geworden!’

Een mooi einde, aan dit lange verhaal!
Maar wat ik vragen wil: op wiens schouders staat u, sta jij eigenlijk?

2 gedachtes over “Op de schouders staan…

  1. Leen van der Sijs

    Wat een heldere, openhartige, leerzame weergave van je levensloop en vorming. Daarin waardevolle citaten die tot nadenken aanzetten, zoals hrt goede dat dieper is geplant dan het kwade. En zo is er meer. Hartelijk dank voor deze ‘review’ waarop ik lang hoop te ‘kauwen.” Een gezegende nieuwe periode van leven toegewenst, maar ook dat je velen tot zegen mag blijven.
    In verbondenheid,
    Leen

    Like

Plaats een reactie